Waarom heeft Vaticanum II de sequenties van de Mis afgeschaft? (quod non)

De sequenties werden ingevoerd als geheugensteun om de melodie van zeer lange alleluja’s te onthouden. Lange Alleluja’s komen voor in plechtige feesten. Ze waren niet bedoeld om gezongen te worden maar om het aantal melismen van een lettergreep in het Alleluja bij te houden. Het Gregoriaans kan soms op één lettergreep van een tekst ontzettend veel noten laten zingen, wat men melisme noemt, denk bv. aan het Kyrie van de 8e Mis. Maar de zangers vonden de tekst van de sequentie blijkbaar zo mooi dat ze die teksten begonnen te zingen vanaf de IXe eeuw in plaats van de “A” van “Alleluja” of de “E” van “Kyrie”.

Omdat het geen Bijbelse teksten zijn, maar proza of gedichten, heeft de Kerk het gebruik ervan willen verminderen tijdens de Mis in de XVIe eeuw, naar aanleiding van het Concilie van Trente. Toen bleven er maar 5 sequenties over, onder meer Dies iræ.

Het Tweede Vaticaanse Concilie heeft 4 van die sequenties in de Mis bewaard (Victimæ Paschali in de Paasoctaaf, Veni Sancte Spiritus op Pinksteren, Lauda Sion op Sacramentsdag en Stabat Mater op 15 september) terwijl Dies Iræ van de Mis voor de overleden in stukken geknipt werd om er hymnen voor het getijdengebed van te maken, nl. voor de 34e week van de Tijd door het jaar.

Het is dus zeer onnauwkeurig te stellen dat de afschaffing gekomen is met het Missaal van 1970: die is hoofdzakelijk gekomen met het Concilie van Trente.

Mogen de lezingen in een Latijnse Mis nog in het Latijn?

Het Tweede Vaticaanse Concilie heeft toegelaten de volkstaal te gebruiken in de liturgie, vooral voor de lezingen (Sacrosanctum Concilium, nr. 36). Verder is het nooit verboden geweest in het missaal van Paulus VI de lezingen in het Latijn te verkondigen, of zelfs te zingen. Het postconciliaire Graduale Romanum geeft zelfs aan hoe die te zingen. En in heiligverklaringsmissen in Rome is het gebruikelijk om het Evangelie in het Latijn en in het Grieks te zingen.

Merkwaardig genoeg heeft het Motu proprio Traditionis Custodes van paus Franciscus verboden tijdens de Tridentijnse Missen de lezingen in het Latijn te verkondigen, zonder uit te leggen waarom, maar dat betreft enkel de Missen die volgens het Missaal van 1962 worden gecelebreerd.

In de Latijnse Missen die volgens het postconciliaire Missaal van 1970 worden gecelebreerd, zoals gebruikelijk in de VWHLL, mogen we dus nog altijd de lezingen in het Latijn verkondigen.

Wanneer gebruikt een bisschop een staf en wanneer niet?

De staf van de bisschop verwijst naar de staf waarmee een herder zijn kudde hoedt, nl. een lange staf met een krom einde om de schapen die afdwalen terug naar de kudde te trekken.

Het is een van de pontificale eretekens, zoals de mijter, en betekent dat de drager ervan jurisdictie heeft over een deel van het volk van God. Hij kan bisschop zijn, of abt, of een prelaat met jurisdictie. De bisschop kan de toelating geven, binnen zijn jurisdictie, aan zijn hulpbisschop of aan een andere bisschop om de staf te gebruiken in bepaalde vieringen. Dat recht wordt altijd toegekend aan de bisschop die een vormsel of een wijding toedient. De staf wordt in de linkerhand gedragen met de kromming gekeerd naar de gelovigen.

De laatste uitgave van het Cæremoniale Episcoporum schaft het oudere gebruik af volgens het welke een bisschop buiten zijn jurisdictie de staf draagt met de kromming gekeerd naar zichzelf. De pontificale eretekens worden enkel gebruikt in de plechtigere vieringen. Dat zijn onder meer de wijdingen (ook van kerken), vormsels, chrismamis en de zogenaamde pontificale viering waarin de bisschop de eucharistie celebreert omringd door het volk van God en de clerus, bijvoorbeeld in de kathedrale kerk.

Is de communie buiten de Mis toegelaten?

Tijdens de pandemie was het moeilijker voor de gelovigen om de communie te ontvangen. Priesters en diaken besloten hun de kans te geven om buiten de Mis de communie te ontvangen. Maar dat stuitte tegen een onverwacht verzet: sommige bedienaren van de eredienst beweerden dat ze in het seminarie hadden geleerd dat het niet de bedoeling was de eucharistie te ontvangen buiten de Mis.

Niettemin zegt de Catechismus van de Katholieke Kerk (vgl. nr. 1379) dat de eucharistie in het tabernakel wordt bewaard voor de zieken en de afwezigen.

De Orde van dienst voor de communie en de verering van de heilige eucharistie (Orde van Dienst voor de communie en de verering van de eucharistie, Interdiocesane Commissie voor Liturgische Zielzorg, 1981) voorziet een ritus met langere of met korte woorddienst om de heilige communie uit te reiken buiten de Mis, naast die van de ziekencommunie en het viaticum.

Waar ligt dan het probleem? Waarom werd er in de seminaries van onze streken tijdens een bepaalde periode gedoceerd dat de communie buiten de eucharistieviering theologisch niet klopt? Waarschijnlijk omdat er ooit misbruiken zijn geweest om de communie te ontvangen uit gemakzucht in een korte viering na de biecht, zonder een lange eucharistie te moeten bijwonen, om bijv. gemakkelijker hun Pasen te houden, wat inderdaad niet een goede ingesteldheid blijkt te zijn.

Maar de jongsten onder ons hebben die misbruiken nooit gekend en begrijpen daarom ook niet waarom zo moeilijk werd gedaan om de gelovigen te helpen in tijden van pandemie om toch het lichaam des Heren te kunnen ontvangen.

We zien dus geen reden om de uitreiking van de heilige communie, zoals die voorzien is in de thans geldende liturgische boeken, te weigeren aan de gelovigen die er redelijk om vragen, zoals in de jongste pandemie. Daarom raden we ook aan de bedienaren van de eredienst de liturgische boeken, en meer bepaald de inleiding ervan, opnieuw te bestuderen.

Mag een priester de Mis alleen celebreren?

Een priester ergens in Vlaanderen zegt dat de Kerk niet wil dat hij de Mis alleen celebreert en hij verwijst daartoe naar canon 906. Wat is dat? En hoe kunnen we hem zeggen dat hij wel de Mis alleen mag vieren in tijden van pandemie?

De canon 906 zegt: “Tenzij om een goede en verantwoorde reden mag een priester het eucharistisch Offer niet celebreren zonder de deelneming van ten minste een gelovige.” Deze canon wordt soms ten onrechte aangehaald om de thesis te staven dat de aanwezigheid van de gelovigen een wezenlijk onderdeel is van de Mis, quod non.

Dit betekent dat de priester moet proberen een gelovige te vinden om deel te nemen aan die Mis (binnen de kring van personen met wie in contact mag komen vanwege de sanitaire autoriteiten). In geval van onmogelijkheid (en dat kan zeker voorkomen in deze tijden van pandemie), moet men gewoon de canon toepassen: is er een goede en verantwoorde reden daartoe? Ja: de Mis zelf. Dat is precies wat de canon zegt: er bestaan gevallen waarin de Mis zonder aanwezigheid van een gelovige mag.