Tijdens de pandemie was het moeilijker voor de gelovigen om de communie te ontvangen. Priesters en diaken besloten hun de kans te geven om buiten de Mis de communie te ontvangen. Maar dat stuitte tegen een onverwacht verzet: sommige bedienaren van de eredienst beweerden dat ze in het seminarie hadden geleerd dat het niet de bedoeling was de eucharistie te ontvangen buiten de Mis.
Niettemin zegt de Catechismus van de Katholieke Kerk (vgl. nr. 1379) dat de eucharistie in het tabernakel wordt bewaard voor de zieken en de afwezigen.
De Orde van dienst voor de communie en de verering van de heilige eucharistie (Orde van Dienst voor de communie en de verering van de eucharistie, Interdiocesane Commissie voor Liturgische Zielzorg, 1981) voorziet een ritus met langere of met korte woorddienst om de heilige communie uit te reiken buiten de Mis, naast die van de ziekencommunie en het viaticum.
Waar ligt dan het probleem? Waarom werd er in de seminaries van onze streken tijdens een bepaalde periode gedoceerd dat de communie buiten de eucharistieviering theologisch niet klopt? Waarschijnlijk omdat er ooit misbruiken zijn geweest om de communie te ontvangen uit gemakzucht in een korte viering na de biecht, zonder een lange eucharistie te moeten bijwonen, om bijv. gemakkelijker hun Pasen te houden, wat inderdaad niet een goede ingesteldheid blijkt te zijn.
Maar de jongsten onder ons hebben die misbruiken nooit gekend en begrijpen daarom ook niet waarom zo moeilijk werd gedaan om de gelovigen te helpen in tijden van pandemie om toch het lichaam des Heren te kunnen ontvangen.
We zien dus geen reden om de uitreiking van de heilige communie, zoals die voorzien is in de thans geldende liturgische boeken, te weigeren aan de gelovigen die er redelijk om vragen, zoals in de jongste pandemie. Daarom raden we ook aan de bedienaren van de eredienst de liturgische boeken, en meer bepaald de inleiding ervan, opnieuw te bestuderen.