Homilie gehouden door Willem Jacobus Kardinaal Eijk, te Antwerpen, in de Sint-Jacobskerk, naar aanleiding van de 12e ledendag van de VWHLL. Het misformulier was dat van de gedachtenis van de H. Wenceslaus, en de lezingen die van de zaterdag van de 25e Week door het Jaar.
Wenceslaus, een hertog van Bohemen in de 10e eeuw, is in Vlaanderen en Nederland wellicht geen zeer bekende heilige, maar heeft wel degelijk ook voor ons een actuele boodschap. Hij werd geboren rond het jaar 905. Zijn grootmoeder H. Ludmilla gaf hem een christelijke opvoeding. Omdat vader stierf toen Wenceslaus nog een kind was, kwam eerst zijn heidense en fel antichristelijke moeder Drahomíra, als regentes aan het bewind. De bevolking van Bohemen smeekte Wenceslaus toen hij de volwassen leeftijd had bereikt, om aan te treden als hertog en zijn verantwoordelijkheid te nemen. Dit deed hij in 925. Hij plaatste het hertogdom onder de protectie van Duitse Rijk en voerde in plaats van de Byzantijnse ritus de Latijnse liturgie in.
Wenceslaus was een oprecht en diep gelovig man met een groot geloof in het sacrament van de Eucharistie. Hierin vindt het verhaal zijn oorsprong dat hij er zelf brood voor zaaide en druiven uitperste. Tevens was hij vermaard vanwege zijn zorg voor armen. Hij trok er ’s nachts blootsvoets op uit, bad in kerken en bezocht armen en zieken. Als hertog betoonde hij zich een vader voor de misdeelden. Wenceslaus is een voorbeeld voor iedereen die belast is met het openbaar bestuur of actief is in de politiek.
“Wie goed doet, goed ontmoet” is een spreekwoord dat in de praktijk maar al te vaak ontzenuwd wordt. Wenceslaus viel vanwege zijn goede reputatie de jaloezie de tegenstand van zijn moeder en zijn broer Boleslaus ten deel. Op instigatie van zijn moeder werd hij door zijn broer op 28 september 935 op brute wijze vermoord, toen hij ‘s morgens in een kerk aan het bidden was. Zo stierf hij als martelaar voor zijn trouw aan Christus.
Een aandoenlijke middeleeuwse legende brengt de goedheid van Wenceslaus tot uitdrukking in de vorm van een kerstverhaal. Op het feest van H. Stefanus, dus op Tweede Kerstdag, bezoekt Wenceslaus een arme boer, die in zeer afgelegen plaats woont, om hem aalmoezen te geven. Het is een ijzige koude dag. Zijn bediende die hartproblemen heeft, bezwijkt bijna en geeft aan dat hij niet verder kan. Wenceslaus wijst op zijn voetstappen in de sneeuw: “Zet daarop je voeten.” Dat doet de bediende en merkt dat daar warmte uit opstijgt. Zo kan hij de tocht volhouden. De boodschap van deze legende is dat wie voor de armen zorg heeft, door God wordt gezegend
In het midden van negentiende eeuw werd op basis van deze legende een bekende carol, een Engels kerstlied, gedicht: “Good King Wenceslaus.” De literaire kritiek op deze carol is lang niet mals. Tevens behelsde de kritiek dat deze legende of dit lied niets met kerstmis heeft te maken. Dit is echter misvatting van mensen die het christelijk geloof niet van binnenuit kennen.
Wenceslaus gaf uit liefde vrijwillig een groot deel van zijn rijkdommen weg en leefde zelf arm om anderen te kunnen verschaffen wat zij nodig hadden. Uiteindelijk gaf hij bij zijn marteldood zijn grootste rijkdom, zijn leven, voor het Evangelie. Dit is Jezus navolgen, namelijk doen wat Hij deed. Paulus zegt:
“Want de liefdesdaad van onze Heer Jezus Christus hoef ik u niet in herinnering te brengen: hoe Hij om uwentwil arm is geworden, terwijl Hij rijk was, opdat gij rijk zoudt worden door zijn armoede” (2 Kor. 8,9).
Door van zijn hemelse rijkdom afstand te doen, mens te worden en onze menselijke condities te gaan delen maakte Jezus zichzelf arm. Zo gek is het dus nog niet om de legende van Wenceslaus als kerstverhaal of kerstlied te presenteren.
Eenmaal mens geworden ging Jezus tot de armsten der armen behoren — ook vrijwillig — door trouw te zijn aan de zending van Zijn Vader tot in de dood: “De mensenzoon zal worden overgeleverd in de handen der mensen,” zo horen we in het Evangelie van deze dag (Luk. 9,44). Armsten zijn niet per se mensen zonder financiële middelen, maar vooral lijdende mensen die hulpeloos zijn en vernederd. Jezus zal ook in een toestand van hulpeloosheid en diepe vernedering terechtkomen door wat Hem door mensen wordt aangedaan. Eveneens maakt Jezus zich arm in de Eucharistie ten behoeve van ons: Hij komt onder ons onder de gedaante van een nietig stukje brood en een klein beetje wijn. Hij maakt zich arm om ons rijk te maken bij God. En of wij nu over ruime financiële middelen beschikken of niet, wij zijn allen arm doordat we van God zijn losgeraakt en Hem zijn verloren. Door Jezus vrijwillige armoede valt ons de rijkdom ten deel dat we weer bij God worden teruggebracht.
Wenceslaus had grote liefde voor de Eucharistie, door het Tweede Vaticaans Concilie de bron en het hoogtepunt van het christelijk leven genoemd. De diepste zin van de Eucharistie is dat wij door Hem te ontvangen in Hem worden omgevormd. We gaan daardoor niet alleen gaan delen in Zijn Verrijzenis, wat we allemaal graag willen. We gaan ook delen in Zijn lijden en dood, dat wil zeggen de consequenties ervaren die de navolging van Hem met zich meebrengt. Hierover zijn we meestal minder enthousiast. De martelaar Wenceslaus blijft in zijn bewuste en frequente deelname aan de Eucharistie en de wijze waarop hij door dit sacrament gestalte liet geven aan zijn leven, een zeer actueel voorbeeld voor alle generaties christenen. Amen.